Pas geleden zag ik zwart-witte filmbeelden uit 1960. Op de huidhoudbeurs in Amsterdam demonstreerden ze een primeur: een houten wastobbe met driedubbele wringer, waarmee je drie zeiknatte, lange onderbroeken tegelijk in één handomdraai kon droogpersen. “Ook de stoomhandveger en de linksdraaiende staafmixer zouden het werk van de huisvrouw aanmerkelijk verlichten", voorspelden de ‘technische pluisbollen’ van Philips.
De mensen waren nog zuinig toen. Mijn oma liet nog expres de wratten op haar billen staan om haar nylons aan op te hangen. Dat scheelde weer twee weckringen.
Aangetrokken door die beelden uit mijn jeugd, sloeg de schrik me plotseling om het hart. Ineens kwam, onaangekondigd, die afschuwelijke bus van de vroegere schooltandarts in beeld. Ik voelde spontaan dezelfde, traumatische 'zenuwenbuikpijn' van zestig jaar geleden opwellen. Die vervloekte tandartsbus, die mijn kinderjaren zo gruwelijk had vergald. Die bus stond een week lang dreigend op de speelplaats. Het betekende een week stressen, omdat je op elk moment kon worden binnen geroepen door die ‘gehate witjas’ met zijn marteltuig.
In die bus was tandarts Peels uit Budel de gevreesde boeman, door de Maarheezer schooljeugd al gauw de 'Beul van Buul’ genoemd. Zware bril, zware stem, grote vent, grote tanden, waar indringende jodiumadem doorheen kwam. In zijn mondhoeken zat altijd witte prut, die eruit zag als opgedroogde stopverf. Er werd zelfs beweerd dat hij zijn kinderen boterhammen met tandpasta mee naar school gaf.
Als je van huis uit niet was gezegend met sterke 'bijtertjes', zoals ik, was je elke keer de Sjaak. Peels wist kinderen, die angstig bibberend in zijn zweetstoel kropen het laatste restje zelfvertrouwen te ontnemen. Het eerste wat je hoorde als je je mond opendeed was: “Tsjonge, jonge, het ziet er uit! Wat een slagveld!” Heel frustrerend omdat je, vooral de laatste week, tot bloedens toe had gepoetst. Met groene zeep zelfs (flossen en fluor waren nog onbekend).
Ik weet niet of Peels überhaupt een boorvergunning had, maar hij werkte nadrukkelijk op de zenuwen. Letterlijk en figuurlijk. Dat ijzingwekkende hoge geluid van die boor krijg ik nooit meer uit mijn oren. Als het boorgat groot genoeg was blies hij met zo'n 'gummi foepding', waar ze vroeger ook je bloeddruk mee opnamen, een scheut ijskoude lucht op je open liggende zenuw. Alsof ze er met een verroeste spijker in zaten te porren.
Verdoven gebeurde hoogstzelden. Alleen als Peels langdurig je voortanden moest bewerken, jaste hij er met geweld twee spuiten in. Dat voelde net of hij die naald dwars door je bovenlip en je neusschotje achter je oogkas vastprikte. De eerste keer schrok ik zo van die onverwachte, helse pijnscheut, dat ik Peels fors in zijn edele delen greep.
Tegenwoordig kom ik nog weinig bij de tandarts. Ze kunnen aan mij niks meer verdienen. Er zijn helaas te veel tandartsen met een puur commerciële instelling. Sommigen deinzen er niet voor terug om, bij demente oudjes, zelfs een beugel om hun kunstgebit te draaien. Als ze maar kunnen declareren.
Download de gratis app van Valkenswaard24 en mis niets → Apple | Android