Als klein manneke was ik jaloers op meisjes. Ik wist al vroeg dat die voordelen hadden. Als meisjes een bal kwijtraakten, waren er altijd jongens die over de schutting klommen om te zoeken. Waren meisjes bang voor een grommende, valse straatjoekel, waren er altijd lefbekken in de buurt, die het effe oplosten.
Vanaf mijn ‘nozemperiode’ begon ook ik de vrouwelijke schroom en bevalligheid te beschermen. Vanwege de kans op sjans natuurlijk.
Ik groeide op tussen acht vrouwen: zeven oudere zussen, plus ons mam. Als iemand ooit het Petticoattijdperk heeft vervloekt, ben ik het wel. Altijd uitkijken of er geen zus de trap afdaalde, want je verdween, volkomen onschuldig, onder de rokken. Ook was het voortdurend oppassen dat je niet in rondslingerende nylons, weckringen, step-ins of step-outs verstri(c)kt raakte. Er stonden ook altijd emmers in een donker hoekje, mysterieus met handdoeken afgedekt. Ik bleef ons mam vragen waar die voor dienden, maar dan bleef ze Oost-Indisch doof.
Ik maakte thuis elke modegril mee, tot de minirok toe. Ons moeder was naaister en maakte van één lap stof voor een normale rok, inééns drie rokken. Mijn kuise oma vond het nogal gewaagd en waarschuwde: “Kijk maar uit, want je kijkt zó in de nok van het circus.” Al snel heerste een blaasontstekingsepidemie in Nederland. Behalve bij mannen natuurlijk.
Het allerergste waren de spuitbussen. Als mijn zussen gingen dansen moest eerst het haar worden opgeharkt tot een hooiberg. Met eng wapentuig: de toupeerkam. Wat daarna de trap afkwam, leek op een suikerspin. Diezelfde zoete kermisgeur waar ik allergisch voor was. Na een knuffeldans met zo’n hooiberg had ik altijd last van mijn luchtwegen.
Sportprogramma’s op tv kon ik helemaal vergeten. Eindeloze afleveringen Peyton Place, met de knappe zwijmeldokter Rossi, hadden voorrang. En natuurlijk Bonanza, waarin ‘feel-good-cowboys’ schitterden als Adam en Little Joe. Die dikke Hoss was altijd de klos. Steggelen met het vrouwvolk was zinloos, omdat je altijd alleen stond. Gewoonlijk waren het vrouwenonderwerpen als mode, Adamo en ‘hoe je van je puistjes afkwam’. Douchen kon sowieso alleen doordeweeks. In het weekend was je volkomen kansloos.
Door de jaren kwam een legereenheid aan vrijers over de vloer. Ons vader was benauwd dat een dochter bezwangerd zou raken van zo’n voorbijganger en vond het veiliger als ze bij een tante gingen slapen. “Je moet de kat niet op het spek binden”, was zijn credo.
Na 25 jaar overheersing kwam ook ik op huwbare leeftijd en ben gelukkig getrouwd. De voorliefde voor vrouwen is er nog altijd. Hoe kan of kon het anders met acht vrouwen in huis?
Dan zou je denken: een gewaarschuwd man telt voor drie, maar mijn schoonfamilie werd opnieuw een vrouwenbolwerk: zeven meiden, inclusief een redelijk meegaande schoonmoeder. Ik zou ze niet kunnen missen maar ben wel veel mondiger geworden. Nóg belángrijker: We hebben ruim op tijd een verbond gesloten met zes zwagers. En gebruik(t)en schoonvader als onderhandelaar en bliksemafleider.
Download de gratis app van Valkenswaard24 en mis niets → Apple | Android