Twee goede bekenden van elkaar, Arnoud-Jan Bijsterveld en Henk van Mierlo, presenteerden begin mei een nieuwe bundel waarin voor het eerst wordt nagegaan in welke spagaat Valkenswaardse en andere ondernemers kwamen tijdens de oorlog. Een oordeel was na de oorlog gauw gegeven, maar het lag genuanceerder, blijkt nu.
De werkkamer van de goedlachse Valkenswaardenaar Henk van Mierlo zal voor velen als een snoepwinkeltje zijn: voor menig geschiedenis- en heemkundeliefhebber is de inhoud van zijn boekenkast de hemel. Op het bureau een aantal pillen die iets vertellen over Noord-Brabant, maar ook een Franstalig boek over niet eerder vertelde verhalen van Petit Nicolas. Het gesprek ten huize van dr. Henk van Mierlo gaat over het splinternieuwe boek Ondernemen in oorlogstijd, Noord-Brabantse industrie tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat is geschreven onder redactie van prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld en Henk.
“Afgelopen 2 mei is het boek gepresenteerd bij gelegenheid van een symposium vanwege het emeritaat van Arnoud-Jan Bijsterveld, de Brabantse professor zullen we maar zeggen.” In het boek wordt voor het eerst nagegaan voor welke dilemma’s Brabantse ondernemers in enkele industriële sectoren en specifieke bedrijven worden gesteld. Op de kaft staat te lezen: Waren de ondernemers daardoor pro-Duits? .. Na de oorlog was een oordeel gemakkelijk geveld, maar tijdens de oorlog lag het een stuk genuanceerder. Henk (67) rondt in 2014 zijn promotieonderzoek af over de industriële ontwikkeling van Valkenswaard. “Ik ben altijd belangstelling blijven houden voor de sigarenbranche en zette mijn onderzoeken voort.”
In meerdere boeken en tijdschriften publiceert hij artikelen over dit onderwerp. Arnoud-Jan Bijsterveld neemt enkele jaren geleden het initiatief om samen met verschillende onderzoekers iets te gaan schrijven over economische collaboratie in Brabant: dus over de samenwerking van de industrie met de Duitsers. “De bijzondere rechtspleging van na de oorlog was lange tijd nauwelijks te onderzoeken en te bestuderen. Nu is het archief gemakkelijker te raadplegen en is het eenvoudiger om te zien wat bijvoorbeeld de sigarenindustrie in de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan. Niet alleen in Valkenswaard, maar ook in Noord-Brabant en Nederland.”
Verschillende onderzoekers gaan aan de slag en focussen zich op individuele bedrijven als de Hero in Breda, de Etna in Breda en een Joodse kartonfabriek in Helmond. Verder worden de leer- en textielbranche onderzocht en neemt Henk de sigarenindustrie in voor zijn rekening. “Ik wilde kijken in hoeverre Brabantse directeuren anders handelden in de oorlog dan hun collega’s in het land. Uiteindelijk hebben alle bijdragen geresulteerd in een boek van 312 pagina’s.” Na een nieuw kopje koffie en een babbeltje over ditjes en datjes neemt Henk de draad weer op en zegt: “Zo zijn we sinds 2022 bezig geweest. Ik heb zo’n honderddertig dossiers geraadpleegd bij het C.A.B.R. in Den Haag en daarover ter plekke notities gemaakt, want fotograferen was verboden.”
Natuurlijk gaat het ook over de inhoud. Henk: “De sigarenfabrieken moesten al vanaf juni 1940 per maand vijftigmiljoen sigaren aan de bezetter leveren, ongeveer 35 procent van de productie. Er kwam geen tabak meer uit Nederlands-Indië, dus ze verwerkten hun eigen voorraden. Bovendien slonken die voorraden extra snel omdat de Duitsers óók nog eens zestig procent daarvan naar Duitsland verscheepten. Weliswaar tegen betaling, maar het was wel weg.” Het opgerichte Rijksbureau verdeelt de resterende voorraden over de fabrieken. “Je hoefde niet per se mee te leveren aan de Duitsers, maar dan kreeg je geen tabak en kon je je fabriek gauw sluiten.” Volgens Henk zit dáár de essentie. Hij heeft tijdens de studie respect gekregen voor de ondernemers. “Zij zaten constant met een dilemma. Want iedere ondernemer wil zijn bedrijf in stand houden, ook voor zijn werknemers. En daarvoor moest je bijna altijd samenwerken met de bezetter.”
De directeuren zijn er zich van bewust dat ze niet alleen werknemers in dienst hebben, maar dat achter veel arbeiders nog gezinnen zitten. “De morele verantwoordelijkheid van de directeur voor zijn mensen en de zekerheid voor een inkomen voor de gezinnen maakte het kiezen heel lastig. Met name omdat goed of fout pas ná de oorlog werd bepaald. En wat goed is, bepaalt de overwinnaar.” De productie wordt steeds verder teruggeschroefd tot tien procent ten opzichte van 1939, met als gevolg: tóch mensen op straat en stillegging van bijna alle Nederlandse sigarenfabrieken in 1943. Duitsland wil efficiency en kiest voor het openhouden van twaalf gróte fabrieken, waaronder Hofnar en Willem II, die later ook matten en schoeisel produceren om de werknemers aan de slag te kunnen houden.
Dat kan ook met ‘loonorders’, waarbij sigaren worden gemaakt met tabak van een Duitse sigarenfabriek en waarbij die alleen de loonkosten vergoedt. “Daar kon je vrijwillig voor kiezen. Hofnar koos daar niet voor, Willem II wel. Je ziet dan dat relatief minder mensen van Willem II de Arbeitseinsatz in zijn gegaan dan bij Hofnar. Na de oorlog is die keuze van Willem II een punt van onderzoek voor Justitie, om te oordelen goed of fout.” Op de kaft staat een foto van de werknemers vóór het pand van sigarenfabriek de Rederijker, aan de Leenderweg. Vanaf begin 1943 wordt de fabriek gehuurd door de Eindhovense firma J. Hoefnagels en Zonen, die eind 1940 wordt overgenomen door een Duitse sigarenfabriek.
De drie artikelen van Henk van Mierlo en de bijdragen van de andere redactieleden zijn een zeer waardevolle aanvulling op alles wat eerder al onderzocht en gepubliceerd is over de periode ’40-‘45.
Het boek Ondernemen in Oorlogstijd is rijkelijk voorzien van voetnoten en bronvermeldingen. Er staan veel interessante tabellen in en ook foto’s maken het werk extra interessant.
Het boek is te koopt bij Readshop De Boekenwaerd aan de Eindhovenseweg voor 29,99 euro.
Download de gratis app van Valkenswaard24 en mis niets → Apple | Android