Luister
muziek
16 December 2020 06:05
Deel dit artikel:

Jac en Guust vertellen over hun tijd als sigarenmakers

De sigarenindustrie neemt in de plaatselijke geschiedenis een belangrijke plaats in. Daardoor is er al veel over geschreven na historisch onderzoek. Valkenswaard24 is gestart met het interviewen van personen die daadwerkelijk in de Valkenswaardse sigarenfabrieken gewerkt hebben, als aanvulling op het archiefonderzoek. Deze oral history is opgestart nu de laatste werknemers nog in leven zijn.

valkenswaard24
  / Evert Meijs
  • Beeld - Evert Meijs
Advertentie

Jac Dielis is één van hen en geeft af en toe nog een demonstratie in het Valkerij en Sigarenmakerij Museum. Hij was jarenlang sigarenmaker en vertelt: “Ik was dertien en ging na de lagere school naar de Willem II. Het was net na de oorlog en er was vraag naar personeel. Eigenlijk mocht ik nog niet werken omdat ik zo jong was. Indien er ooit controle zou komen, moest ik me verbergen in de binnengoedkist.” Jac start zijn loopbaan met poetsen en het ophalen van sigarenvormen om die naar de afdeling te brengen.

Werken bij de Hofnar
Ook sigarenmaker Guust Maes weet nog precies hoe het ging. ”Toen ik 15 was, in 1945, ben ik bij de Hofnar komen werken. Mijn vader en twee zussen werkten al in de fabriek. Daarom wisten ze precies wanneer je beschikbaar was en arbeidsgeschikt en ze nodigden je dan uit om te komen werken.” Als Guust zijn loopbaan begint, werken er bij de Hofnar volgens hem 1200 mensen, afkomstig uit de wijde omgeving. “Drie bussen vanuit België met vrouwvolk, uit Bergeijk kwam personeel met een vee- of vrachtwagen met banken omdat er geen bussen waren.”

In het begin moet de Valkenswaardenaar ook sjouwwerk verrichten en tegelijkertijd kennismaken met het product. “Ik moest de vormen met de nog natte bosjes erin op rekken zetten en het overtollige tabak er aan de zijkant afsteken. We moesten de rekken boven met een spie vastslaan, zodat er geperst kon worden.” Na enkele dagen worden de vormen er weer uitgehaald en zijn de bosjes gereed om naar de sigarenmaker te brengen.

Binnengoed, omblad en dekblad
Om precies te begrijpen waar de twee heren aanvankelijk mee bezig zijn, legt Guust enkele vaktermen uit. Een bosje is een bepaalde hoeveelheid tabak die ook wel binnengoed wordt genoemd, met daar omheen een tabaksblad, het omblad genoemd. Een vorm bestaat uit twee planken met twintig uithollingen waar precies twintig bosjes in passen. Als een van de twee planken vol is, wordt de andere er opgelegd en kan de vorm in een pers. Na het persen worden de sigaren er uitgehaald en komt er opnieuw een tabaksblad omheen: het dekblad. Dan kan de sigaar nog een kleurtje krijgen, worden voorzien van een sigarenbandje en een belastingbandje en in een doosje of kistje gedaan. Soms krijgt de sigaar nog een omhulsel van cellofaan.

Twaalf vingers
Jac over het maken van het genotmiddel: “’s Morgens haalden we zelf korte tabak ofwel binnengoed dat was afgewogen. Iedereen had vijf vormen, dus men nam steeds voor honderd bosjes afgewogen binnengoed mee naar zijn plaats. Dan konden de bosjesmakers beginnen met het maken van bosjes. Binnengoed en omblad waren vochtig gemaakt door middel van een soort sprinklers. De bosjesmaker rolde het vochtige binnengoed zorgvuldig rond en draaide het vervolgens in het omblad. Om het goed te rollen heb je eigenlijk twaalf vingers nodig, want je moet het model er dan al in hebben zitten.” Het is het werk van de meester om het blad er zó om te rollen dat het automatisch - met slechts een beetje lijm - strak blijft zitten. “Dat kan niemand meer, ik nog wel”, verzekert Jac. “Dat omblad moest ik zelf trekken. Eerst haalde ik er de hoofdnerf uit, trok het blad met de hand schuin op maat en kon het er dan keurig omheen trekken.”

Riffels
Jac Dielis: “Er waren op de begane grond twee grote zalen waarin al die sigarenmakers aan tafels zaten te werken. Ik ook. In het begin zat de bosjesmaker tegenover de sigarenmaker. In het museum is dat goed te zien. Het duo moest goed op elkaar ingespeeld zijn. Gewoonlijk duurde de eerste persing van de bosjes een dag. Dan moesten die nog een keer worden gekeerd en weer worden geperst. De tweede persing duurt aanzienlijk korter. De flosjes werden er nadien afgesneden.” Vervolgens worden de bosjes één voor één uitgepakt en opgedekt door er een dekblad omheen te draaien. “Van het dekblad moest ik met een rolletje riffels snijden. Als het bolknakken waren, dan moest je een ‘oog’ aan het dekblad maken, zodat dat uitkwam op die bol. Dat was vakwerk. Daarna was de sigaar klaar.”

Download de gratis app van Valkenswaard24 en mis niets → Apple | Android

Deel dit artikel:
Advertentie



Ga terug
Advertentie
Advertentie