De sigarenindustrie neemt in de plaatselijke geschiedenis een belangrijke plaats in. Daardoor is er al veel over geschreven na historisch onderzoek. Valkenswaard24 is gestart met het interviewen van personen die daadwerkelijk in de Valkenswaardse sigarenfabrieken gewerkt hebben, als aanvulling op het archiefonderzoek. Deze oral history is opgestart nu de laatste werknemers nog in leven zijn.
Op zijn achttiende mag medewerker Guust Maes in de dekzaal leren voor sigarenmaker. Hij moet de vaardigheid onder de knie krijgen om met een rolmesje of een klein scherp mesje het dekblad te snijden op een zinken tafelblad. De platen van de werktafel worden regelmatig zuiver gemaakt aan de wasbakken in de fabriek.
“Dan moest het kostbare dekblad om het bosje gedraaid worden. Je moest daar erg zuinig mee zijn. Een pak dekbladen werd eerst afgewogen en dan moest je daarmee een bepaald aantal bosjes kunnen bekleden. Vaak was er ook nog een te klein dekblad bij, dat je dan eerst met enkele andere stukjes aan elkaar moest lassen, met lijmwater, ook wel Arabische gom genoemd.”
Op taak stellen door meester-knecht
“Na verloop van tijd mocht ik beginnen aan stukwerk met de drie belangrijkste sigaren, met uitbetalen per sigaar. Enkele vrouwen maakten de Wilde Spriet en de Wilde Havanna, maar dat werd minder betaald. Ik was redelijk vlug en maakte er zo’n duizend per dag”, vertelt Guust, die nog heel goed weet dat de sigaar vervolgens naar de drogerij gaat. Op het einde van het traject worden de eindproducten steekproefsgewijs gekeurd door de meesterknecht. De kist met sigaren wordt dan op tafel gezet om te controleren. “Gebruikte je te veel dekblad, dan werd je op taak gesteld en moest je dekblad gaan vragen en steeds meer lassen om het vereiste aantal dekbladen er tóch uit te kunnen halen.” Sommige sigaren worden rechtstreeks in een houten of kartonnen kistje gedaan terwijl andere eerst nog voorzien worden van cellofaan. “Vooral de boeren rookten vaak Carlton, die wij nummer één noemden.”
Gematteerd en ongematteerd
Ongematteerde sigaren zijn naturel. Daar zit niks op. Die worden gemaakt zoals in deel 1 verteld door Guust en Jac. “Er waren ook gematteerde sigaren”, aldus Jac. “In eerste instantie gebruikte men het zand wat aan de tabaksbladeren zat. Dat werd bij elkaar gedaan en met een beetje vocht over de sigaar gesproeid, voor een mooie egale kleur en misschien ook voor de smaak. Na verloop van tijd ging men de sigaren ‘sluteren’. Dan gingen ze door een machine en kwam er een soort spuitmiddel of verf op, in plaats van het poeder. De verf ging er nooit meer af, terwijl je het oorspronkelijke poeder nog wel kon beschadigen. Het matteren werd niet gezien als een afbraak van de sigaar”, aldus Jac. Volgens Guust Maes levert de Achelse Kluis verf om de sigaren op een aparte fabrieksafdeling te bespuiten. “Op die afdeling mocht je nooit binnen. Waarom weet ik niet.”
Bandjes, cellofaan en belasting
Na het poederen komt er met een machine een sigarenbandje omheen. “Ik heb geprobeerd om zelf met de hand een bandje om een sigaar te doen, maar dat viel nog niet mee”, weet Guust nog als de dag van gisteren. Elke sigaar krijgt in de fabriek ook nog een belastingbandje. De douane komt regelmatig controleren of dat zorgvuldig gebeurt. Natuurlijk zijn in het Sigarenmuseum aan de Oranje Nassaustraat prachtige collecties sigarenbandjes te bewonderen.
“De sigaren voor de winkels werden ook in cellofaan gedaan. Op die manier blijven deze langer bruikbaar, anders is het rokertje te veel onderhevig aan droog weer, vochtig weer enzovoort. Dan smaakt op een gegeven moment een sigaar niet meer. Sommige mensen hadden thuis droogkasten met een constant klimaat. Toen het plastic er omheen kwam, waren de droogkasten ook niet meer nodig”, aldus een enthousiaste Jac Dielis.
Blad losmaken en striepen
Dan tipt Guust de strieperij aan. “Het binnengoed wordt op die afdeling eerst bevochtigd omdat het anders gaat breken, hè.” Daarna wordt het uit elkaar gehaald en vervolgens gestriept: de hoofdnerf wordt uit het blad verwijderd. Volgens hem hing er in die ruimte altijd een aparte geur. Zijn vrouw Miek vertelt dat het omblad helemaal in elkaar geperst zit als het de fabriek binnen komt. “Je moest een bepaald aantal bladen uit een ons halen, anders moest je op het matje komen.” Volgens haar man is vrouwvolk heel handig in het losmaken en openvouwen van de bladen. “Alleen de goede vakdames mochten het dekblad uit elkaar halen, omdat het zo kostbaar was.”
Download de gratis app van Valkenswaard24 en mis niets → Apple | Android